Dominique Deruddere over “The Chapel”: “Taeke Nicolaï tilt de film naar een hoger niveau”

Dominique Deruddere (geb. 1957) heeft een nieuwe film gemaakt, en dat kunnen we enkel maar toejuichen. Na “Flying Home” (2014) is er nu zijn tiende fictiefilm, “The Chapel,” zoals gewoonlijk naar een eigen scenario. De film was eveneens de openingsfilm van het afgelopen Filmfestival Oostende.

De veelvuldig gelauwerde regisseur en scenarioschrijver wordt met recht en reden beschouwd als één van de meest veelzijdige en talentvolle cineasten in de Belgische filmwereld die ook in het buitenland altijd zijn niche heeft gevonden. Onder zijn bekendste films vinden we o.m. “Wait Until Spring, Bandini” (1989) met Joe Mantegna, Ornella Muti en Faye Dunaway, “Suite 16” (1996) met Pete Postlethwaite, één van de beste karakteracteurs van zijn generatie, en “Iedereen beroemd!” (2000), waarvoor Deruddere bekroond werd met een Oscarnominatie in de categorie ‘Beste Niet-Engelstalige Film’ (de Oscar ging toen naar “Crouching Tiger, Hidden Dragon” van Ang Lee). Maar toen was hij al lang een vaste en standvastige waarde voor de Belgische film. Zijn nieuwste film “The Chapel” bevestigt andermaal zijn belang als gepassioneerd filmregisseur en verteller van boeiende en indringende verhalen.

Het Filmfestival Oostende is hem overigens niet onbekend; in 2018 al ging zijn documentaire “Will Tura: Hoop doet leven” in première in het Kursaal van Oostende, en drie jaar later bracht hij er met de documentaire “Charlatan” hulde aan Arno. Onlangs bracht het FFO, naast “The Chapel” als openingsfilm, ook een retrospective met vijf van zijn films. De eerste film uit de reeks was “Iedereen beroemd!” en diezelfde avond stelde hij er ook zijn autobiografie voor, getiteld “Met de helm geboren: Memoires van een filmmaker.”

Maar nu eerst even terug naar “The Chapel.” Daarin vertelt Dominique Deruddere het verhaal van Jennifer Rogiers, een zeer getalenteerde pianiste (rol voor Taeke Nicolaï), die pas negen is wanneer ze van België naar New York verhuist om daar aan de befaamde Juilliard School te mogen studeren. Jennifers moeder (gespeeld door Ruth Becquart) droomt ervan om van haar dochter een wereldberoemde pianiste te maken en wanneer Jennifer drieëntwintig is, besluit de moeder dat de tijd rijp is dat Jennifer bewijst hoe goed ze wel is. Ze schrijft haar dochter in voor de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel. Jennifer is ondertussen een wat kille, teruggetrokken jonge vrouw geworden. Wanneer ze aankomt bij haar gastgezin in Brussel, wordt het duidelijk dat ze beter kan communiceren met een piano dan met mensen.

Maar haar harde werk en talent werpen hun vruchten af en ze slaagt erin een plaats te bemachtigen in de finale van de wedstrijd. Samen met de andere elf finalisten wordt Jennifer naar de ‘muziekkapel’ gestuurd, waar de deelnemers een week lang in volledige afzondering worden gehouden om het opgelegde concerto in te studeren. Radio, televisie, computers en mobiele telefoons zijn er ten strengste verboden; alle contact met de buitenwereld is uitgesloten. Tijdens haar verblijf in de muziekkapel begint Jennifer te lijden onder de isolatie en de toenemende stress van de wedstrijd. Ze probeert zich te concentreren op de muziek, maar kan niet verhelpen dat een duister geheim uit haar jeugd terug aan de oppervlakte komt.

De jonge actrice Taeke Nicolaï vertolkt de rol van Jennifer op overtuigende wijze; Ruth Becquart en Kevin Janssens spelen haar ouders, en andere belangrijke rollen zijn voor o.m. Abigail Abraham, Ina Geerts, Tine Reymer, Willy Thomas en Josse De Pauw die een vaste en gevestigde waarde is in de films van Dominique Deruddere. Verder koos Deruddere ook voor heel wat internationaal talent met o.a. Zachary Shadrin (Oekraïne), Yumiko Funaya (Engeland), en Anton Kouzemin en Thomas Silberstein (Frankrijk).

In de persmap van de film schetst Dominique Deruddere met volgende achtergrondinfo de aanzet tot “The Chapel,” waarin het personage van Jennifer de pedalen dreigt te verliezen vanwege haar band met haar ouders, de stress van de competitie tijdens de muziekwedstrijd, en het sociaal isolement dat aan de wedstrijd voorafgaat.

‘Begin jaren negentig had ik het genoegen een tijdje samen te werken met de Franse auteur Erik Orsenna. Tijdens onze vele gesprekken merkte hij op dat het zo vreemd was dat Belgische filmmakers er nooit aan dachten om iets met de Koningin Elisabethwedstrijd te doen. Een wereldwijd gerenommeerde, internationale muziekwedstrijd leek hem de aangewezen ‘arena’ om een verhaal te vertellen. Hoewel ik het helemaal met hem eens was, had ik verder nooit een goed idee over dit onderwerp. Tot mijn jongste zoon Louis (de monteur van deze film, by the way) zich in 2009 op de piano stortte. Ik voelde zijn passie voor dit instrument groeien en met toenemende bewondering zag ik hoe hij gemiddeld vier tot vijf uur per dag piano studeerde, op zoek naar de perfecte noot, de perfecte aanslag. Als trotse vader steunde ik hem volledig nu hij duidelijk de liefde van zijn leven gevonden had, maar precies dat gevoel bracht me terug naar mijn eigen jeugd, naar mijn eigen toenmalige artistieke ambities en de relatie met mijn ouders. Die relatie is uiteindelijk het centrale gegeven van deze film geworden. Het is mijn bedoeling het publiek de obstakels en hindernissen van deze unieke muziekwedstrijd te tonen, maar ik wil hen vooral deelgenoot maken van de innerlijke strijd die Jennifer moet voeren. Een gevecht dat zijn uiteindelijke conclusie krijgt in het triomfantelijke Rachmaninoff concerto dat ze aan het einde van de film speelt en waar ze zich bevrijdt van haar demonen. Met “The Chapel” wil ik een spannend en ontroerend verhaal vertellen dat niet alleen de totale inzet en vastberadenheid van een echte artiest toont, maar ook de helende kracht van de muziek.’

Met die nauwgezette omschrijving en duidelijke visie in het achterhoofd trok ik tijdens de persdag van “The Chapel” naar Brussel om met Dominique Deruddere te praten over zijn nieuwste film en zijn boeiende kijk op zijn métier. Aangezien hij bekend staat als een man van duizend-en-één verhalen, was er genoeg stof om er enkele op te halen tijdens een uiterst interessante one-on-one van een half uur.

Even terloops, en los van “The Chapel”—in de cinefiele ontdekkingstocht van het FFO’s Meet the Masters is het uitkijken naar de laatste sessie wanneer Deruddere zelf op 21 februari a.s. in De Grote Post te Oostende zijn licht laat schijnen op “Apocalypse Now” (1979) van Francis Ford Coppola. Eerder kwamen in deze serie o.m. regisseurs Terrence Malick (toegelicht door Barbara Sarafian), Agnès Varda (met Dorothée Van den Berghe) en Elia Kazan (met Natali Broods) aan bod.

“The Chapel” is een productie van Savage Film en loopt vanaf 8 februari in de Belgische bioscopen. Verdeler: Paradiso Filmed Entertainment.

Je hebt met “The Chapel” opnieuw een enorme weg afgelegd. Hoe is het proces verlopen, van het basisidee en je eigen scenario tot de uiteindelijke film?

Zoals altijd is het lang en hard werken, en veel geduld hebben. Zo’n traject verloopt in verschillende stappen. Eerst begin je met het scenario, dat is het aangename gedeelte, zeg maar. Je neemt je tijd om research te doen en je verdiept je steeds meer en meer in het onderwerp. Dan komt het minder aangename gedeelte, wat ze in het Engels development hell noemen, wanneer je de financiering moet zoeken. Dat duurt jaren, zoals in dit geval. En dan ga je draaien; je moet in dit vak dus veel geduld en heel veel volharding hebben, net zoals het personage van Jennifer in de film. Daar kan je het mee vergelijken: je mag niet opgeven.

Dominique Deruddere met Taeke Nicolaï op de set van “The Chapel” | Jo Voets

Ondanks je status en je lange internationale carrière is één telefoontje dus niet genoeg…

…wel integendeel [lacht]…

…om de financiering in minder dan geen tijd rond te krijgen?

Het zou fantastisch zijn mocht dat lukken, maar het is dus eerder het tegendeel. Dat geldt trouwens voor alle filmmakers. Je begint telkens opnieuw van nul en, qua financiering, is het altijd alsof je een examen moet afleggen. En in mijn geval, hoe ouder je wordt, des te moeilijker het is. In Vlaanderen is er bovendien ook veel jong en nieuw talent; de jongere regisseurs krijgen vaak voorrang, wat ik heel goed kan begrijpen. Dus nee, het is het tegenovergestelde van wat je zou denken. Ik kan niet de telefoon opnemen en met een idee afkomen, zodat men gaat zeggen, ‘Ah! Dominique Deruddere gaat een nieuwe film maken? Hier is het geld!’ Je moet er voor knokken.

In “The Chapel” moet het personage van Jennifer ook een hele strijd leveren, op meerdere niveaus. Was dat één van de uitdagingen voor jou om de film te maken?

Filmmakers—of artiesten, als ik het zo mag noemen—hebben soms de neiging om dezelfde thematiek te herkauwen of om die opnieuw te belichten vanuit een andere invalshoek. Gemakkelijkheidshalve maken we dan dezelfde film—ik simplifieer het nu, hé—maar bij mij is dat ook zo. “The Chapel” is in zekere zin nogal verwant met “Iedereen beroemd!” maar dan helemaal omgekeerd. “Iedereen beroemd!” was een komedie over iemand met heel veel ambitie maar geen talent; “The Chapel” is meer thrillerachtig, donker en spannend, en gaat over iemand met veel talent en weinig ambitie, maar die wel in die ambitie wordt geduwd. En wat me daar vooral interesseerde, is de vraag wat talent is, en of talent nu een zegen is, of een vloek. Moet je gelukkig zijn dat je talent hebt? Moeten die talentvolle mensen bij manier van spreken buiten de wet staan, of gelden er aparte regels voor hen? Moeten die gekoesterd worden, of niet? Zoals een personage in “Iedereen beroemd!” zegt, ‘Waarom is niemand nog blij met een normaal leven?’ Die vraag dringt zich nu ook op: waarom moeten we allemaal excelleren en beter zijn? We hebben niets anders dan wedstrijden; je hebt de Koningin Elisabethwedstrijd, maar dat geldt evenzeer voor “Idool” of “The Voice,” en ook ‘De Beste Film Aller Tijden’ is die of die film. In onze maatschappij draait het allemaal om wedstrijden en streven—en kapotmakerij [lacht]. Want maakt het een mens gelukkig? Daar gaat de film over.

Taeke Nicolaï als Jennifer in “The Chapel” | Jo Voets

Zoals in “Iedereen beroemd!” introduceer je hier ook veel jonge acteurs en nieuwe gezichten. Hoe heb je hen gevonden, en vooral dan Taeke Nicolaï?

Voor deze film wist ik dat de hoofdrolspeelster enorm belangrijk was. Daar zou de film mee vallen of staan. Dat is lang niet altijd zo; niet elke film hangt aan één personage, maar hier was dat wel het geval. Ik moest dus op zoek naar een heel speciaal talent, en daarom deden we heel uitgebreide castings met quasi alle actrices tussen twintig en dertig die in Vlaanderen beschikbaar zijn. En daar is Taeke uit gekomen—in de eerste plaats door haar talent, en ook vanwege haar doorzettingsvermogen. Op vier maanden tijd moest ze niet leren piano spelen—dat kun je niet leren op vier maanden tijd—maar ze leerde wel hoe ze zich die body language van een echte pianiste eigen moest maken. Dat is niet zo eenvoudig als het lijkt. Ze heeft daar vier maanden keihard aan gewerkt, samen met twee piano-coaches. Die zeiden haar, ‘Een pianist doet dit en dat, hij beweegt zo…’ Dat was een heel intensief werk. Maar ik ben tevreden over de film, ik vind hem goed, en hij is goed dank zij haar. Zij tilt de film naar een hoger niveau. Dus die casting was hier superbelangrijk. Er werd heel veel tijd in geïnvesteerd om het zo goed mogelijk te krijgen.

Wanneer je voor de casting werkt met een casting director of een casting agent, blijf je er dan zelf ook nog actief bij betrokken?

Ja. Voor “The Chapel” heeft Ann Willems [casting director] me heel erg geholpen met acteurs die ik nog niet ken. Taeke bijvoorbeeld kende ik niet, en het jonge meisje Renée Vanderjeugd [zij speelt het personage van Jennifer als kind] evenmin. Maar de casting van Josse De Pauw, Anne Coesens of Ruth Becquart deed ik zelf, want die mensen ken ik. In het buitenland is het anders; daar doet een casting agent heel andere dingen. In Amerika gebeurt het dat ze op de generiek vermeld worden als executive producer omdat ze dan de tussenpersoon zijn tussen het scenario en de ster. Als een heel goede casting agent naar een agent van een ster belt en zegt, ‘Ik vind dat scenario goed voor je acteur,’ dan wordt het misschien gelezen. Zo wordt hij dan ook nog eens een intermediair tussen de regisseur en de ster. Daar heeft een casting agent dus nog een andere functie dan hier.

Renée Vanderjeugd en Ruth Becquart | Jo Voets

Je lukt er heel goed in om in de verhaallijn van “The Chapel” altijd die progressie te behouden zodat de film op geen enkel moment dreigt stil te vallen. Hoe krijg je dat klaar?

Dat is niet gemakkelijk, en het lukt ook niet altijd. Ik heb het gevoel dat het in deze film wel gelukt is. Maar hoe is dat gebeurd? Schrijven, schrijven en herschrijven is daar een onderdeel van. Als ik op mijn computer kijk, verschiet ik hoeveel ik heb geschreven. Ik ben eraan begonnen in 2015 en we hebben vorig jaar gedraaid. Dat is zes jaar schrijven, maar natuurlijk niet constant. Je doet tussendoor iets anders, je schrijft ook aan iets anders, of je speelt wat piano. Maar gedurende die zes jaar heb ik dat verhaal bewerkt zodat het hopelijk het juiste ritme heeft, dat je niet afdwaalt van het thema en dat de film iets vertelt. Het is vooral een kwestie van tijd en concentratie. In feite kan iedereen dat; je moet er gewoon tijd voor nemen.

De Engelse regisseur Alan Parker heeft me eens gezegd dat hij na “The Life of David Gale” [2003] de moed niet meer had om nog een nieuwe film te maken, en om als filmmaker vier of vijf jaar lang elke dag even enthousiast te blijven over de film die je maakt. Regisseur zijn is lang niet zo vanzelfsprekend?

Ik kan begrijpen wat hij vertelt, en ik denk dat hij dan vooral verwijst naar de development hell—die energie opbrengen om vier of vijf jaar, soms ook langer, financiers te overtuigen dat het iets goeds kan worden. Want in die periode verandert je leven; soms veranderen je interesses. In “The Chapel” is klassieke muziek een belangrijk onderdeel, maar stel dat je op een bepaald moment zegt, ‘Ik hoor dat niet meer zo graag,’ dan heeft die film ook geen zin meer. Je evolueert, en daar heeft hij absoluut een punt. Dat is de struggle van alle filmregisseurs: de financiering kan soms zóveel tijd in beslag nemen dat je hem beu bent wanneer je hem kan gaan draaien. Je bent dan met je gedachten al met iets anders bezig. Ik heb dat probleem gelukkig nog niet gehad, maar ik kan begrijpen dat het moeilijk is om je jarenlang aan een film te binden.

Was je interesse in de Koningin Elisabethwedstrijd voor jou de kapstok om deze film te maken?

Ik vond het een heel goed aanknopingspunt, maar het was geen noodzaak. Het verhaal kon evenzeer over een sportvrouw gaan die zich ook heel intens moet inzetten om iets te bereiken, en over haar ouders—want daar gaat de film uiteindelijk over, over haar en haar ouders, hoe ze met talent omgaan en wat daarvan de gevolgen zijn. Ik had dus een andere arena kunnen zoeken, maar heb uiteindelijk voor de Koningin Elisabethwedstrijd gekozen door hetgeen de Franse auteur Erik Orsenna zegt over dat isolement van de kandidaten van de Koningin Elisabethwedstrijd. Dat is wel zeer uniek. Het feit dat de twaalf finalisten letterlijk worden opgesloten in een kasteel, zoals in dit geval, dat is interessant, hé. Je kan zelfs niet begrijpen dat zoiets écht bestaat—typisch Belgisch om zoiets sadomasochistisch te bedenken [lacht]. Dus dat gegeven en die arena waren te goed om te laten liggen.

“Iedereen beroemd!” (2020, Engelstalige trailer)

In zekere zin ben je een pionier, want je bent de eerste internationale Vlaamse filmregisseur, al sinds de jaren tachtig van vorige eeuw. En toen je met “Iedereen beroemd!” een Oscarnominatie kreeg in de categorie ‘Beste Niet-Engelstalige Film,’ werd er lang niet zoveel over gesproken als nu.

Dat waren heel andere tijden. Om maar een voorbeeld te geven: nadat “Iedereen beroemd!” was genomineerd voor een Oscar, kregen we van de Belgische staat vijfhonderd euro om promotie te kunnen maken in de Verenigde Staten [lacht]. Dat was het budget. Door het zogenaamde pionierswerk van Stijn Coninx en mezelf, maar ook de mensen vóór ons, is filmmaken in België een echt beroep geworden. Toen ik jong was en ze vroegen me in Leopoldsburg, ‘Tja, Dominique, wat doe je nu voor de kost?’ ‘Ik maak films.’ ‘Ja, maar ik bedoel, wat voor werk doe je?’ [Lacht.] Toen kon men niet geloven dat het je beroep was en dat je daar van leefde. Nu is het bijna omgekeerd. Als je nu geen films maakt… ‘Hoe komt het dat je geen filmregisseur bent?’ [Lacht.] Het is dus helemaal veranderd—ten goéde. Nu zijn er veel meer mogelijkheden voor meer mensen om films te maken, en er is in dit kleine gebied een overvloed aan talent. De gouden generatie van voetballers lijkt precies voorbij—hoewel ik hoop van niet—maar nu hebben we de gouden generatie van Belgische filmmakers. Daar ben ik alleen maar blij om.

Ate de Jong vertelde me eens een soortgelijk verhaal. Toen hij voor het eerst naar Los Angeles ging en op Schiphol langs de douane passeerde, vroegen ze hem, ‘Mijnheer, wat is uw beroep?’ Hij antwoordde, ‘Ik ben filmmaker.’ Maar toen zei die man, ‘Nee nee, niet uw hobby, uw beroep!’ En tien uur later kwam hij aan in Los Angeles, en daar vroeg de douane net hetzelfde, ’Wat is uw beroep?’ Hij zei opnieuw, ‘Filmmaker.’ En die man antwoordde, ‘Oh, wat leuk! Heb je misschien onlangs nog een film gemaakt? Speelde er iemand in mee die ik ken?’ En Ate zei nog, ‘Ik dacht dat ik in de hemel was geland!’

[Lacht.] Los Angeles is natuurlijk de filmstad bij uitstek. Daar is meteen een zeker enthousiasme. ‘Do I know your films? Can I write down your name?’ Ik heb een green card, en probeer altijd binnen het jaar terug te keren naar ginder. Ik was al eens te laat en dacht dat ze misschien mijn green card zouden inhouden. Dan zeggen ze, ‘Hey man, you were gone for a really long time.’ ‘Yeah, but I was shooting a movie.’ ‘Really?? Which one?’ [Lacht.] Ze zijn direct mee, hé. Maar ook hier is het nu anders. Regisseurs hebben nu in Vlaanderen gemakkelijker toegang tot meer technische mogelijkheden, maar anderzijds zijn ze nu met veel meer voor een relatief kleine pot geld die men aan cultuur in het algemeen en aan film in het bijzonder kan spenderen. En dat is heel erg.

Sta je nu nog altijd met één been in Amerika?

Wel, heel dat Amerika-verhaal is er een beetje toevallig gekomen. Ik was uitgenodigd om er een film te maken en ik zou voor één jaar gaan. De financiering van die film was zo goed als rond; Kris Kristofferson, Ashley Judd en William H. Macy gingen de hoofdrollen spelen, en de film zou geproduceerd worden door Bob Yari die enkele jaren voordien een Oscar had gewonnen met “Crash” [2004]. Dus mijn gezin en ik gingen er naartoe voor een jaar, maar niet om daar te blijven wonen. Het toeval wilde dat wij daar in augustus waren aangekomen. Vanaf september gingen de kinderen er naar school, en in oktober 2007 begonnen de scenaristen te staken. Dat was niet de eerste keer, ze hadden dat nog al eens gedaan. In het begin dacht iedereen dat het na enkele weken zou opgelost zijn, maar Bob zei, ‘We kunnen nog niet beginnen met de film, want de acteurs hebben gezegd, ‘Als de scenaristen geen gelijk krijgen, dan gaan wij ook staken.’ Dus per definitie kunnen we niet draaien met acteurs die elk moment misschien beslissen om te stoppen met werken.’ Uiteindelijk werd het de langste staking in de geschiedenis van de filmindustrie, want die heeft zes maanden geduurd. En in 2008 is de bankencrisis uitgebroken, en toen veranderde àlles. De financiering van die film viel in het water en hij ging niet meer door. Heel jammer natuurlijk, want het was een enorm goed verhaal. Ik was naar ginder gegaan voor dat verhaal; ik ambieerde absoluut geen carrière in Hollywood, maar het was wel een goed verhaal—ik ga niet voor carrières, ik ga voor verhalen. We zijn daar dan wel blijven hangen omdat er nieuwe projecten waren, en de kinderen hadden zich aangepast aan Los Angeles. Ze hadden er een nieuwe vriendenkring en vonden het er tof, en wij vonden het ook niet zo erg. Ik had een visum voor drie jaar en we dachten toen, ‘We blijven gewoon drie jaar en dan keren we terug.’ Maar na drie jaar vonden we het er nog altijd tof… Maar ja, je zegt, ‘Eén been in Europa, één in Amerika.’ Ik had daar wel heel wat projecten, maar na een tijd zei ik tegen m’n agent, ‘Weet je, ik wil m’n eigen films maken. Je moet me geen scenario’s meer sturen. Ik ben het beu om altijd naar meetings te gaan en namen van bekende acteurs te horen zeggen die je toch niet kan krijgen.’ En ik wilde ook geen films maken van andere mensen. Als je naar Hollywood gaat, dan moet je de films maken die zij willen. Het is heel moeilijk om er een film te maken die jij wil. Tenzij je bepaalde beroemde acteurs persoonlijk kent of access hebt zodat je er rechtstreeks naartoe kan stappen.

“Wait Until Spring, Bandini” (1989, trailer)

Maar bij “Wait Until Spring, Bandini” [1989] was dat je wel gelukt, dacht ik?

Ja, toen hadden we het grote voordeel dat Francis Ford Coppola mede-producent was. De deuren gingen meteen open en alles werd veel gemakkelijker.

Bij je Meet the Masters-event van het FFO heb je overigens gekozen voor Coppola en “Apocalypse Now.” Is dat een logisch gevolg van “Wait Until Spring, Bandini?”

Absoluut, maar ik was al een fan van hem lang voordat ik hem leerde kennen. Ik vind “Apocalypse Now” een meesterwerk, en dus loont die film de moeite om erover te praten. Omdat ik hem persoonlijk gekend heb, is dat een added value voor het gesprek. Ik kan over hem al eens iets vertellen dat niemand weet [lacht].

Kun je je eerste ontmoeting met hem nog herinneren?

Ja, ik kan me dat nog heel goed herinneren; het wordt ook heel uitgebreid in m’n boek beschreven. Ik werd met m’n vrouw uitgenodigd op een appartement, en er werd me gezegd, ‘Iemand wil je zien,’ maar ik wist niet precies wie. Toen ik binnenkwam en hem zag zitten, was ik absoluut starstruck. Ik heb twee uur lang geen woord kunnen zeggen. Helemaal starstruck. We zijn dan samen gaan eten, en pas halfweg het diner, toen we al wat hadden gedronken, durfde ik eindelijk iets zeggen. Toen zei Coppola, ‘Oh man, I thought you hated me.’ Ik zei, ‘Nee nee!’ [Lacht.]

Om terug te keren naar “The Chapel”: is je achtergrond in Hollywood de reden waarom de film in het Engels is gedraaid?

Nee. “The Chapel” is in het Engels gedraaid vanwege de aard van het beestje. De mensen in de kapel komen van overal. Dat zijn Russen, Chinezen, Japanners, Vlamingen—alles door mekaar—en degenen die Engels spreken, gebruiken dat als voertaal onder mekaar. De anderen houden hun mond of spelen muziek [lacht]. Er wordt ook wat Frans gesproken in de film, maar Engels is de voertaal.

Waren er in die groep ook echte muzikanten?

Nee, het waren allemaal acteurs. De acteur die Eugen speelt en die vertelt dat hij Rachmaninoff heeft ontmoet in zijn droom [rol voor Igor Jurinic], zijn broer Alyosha Jurinic was in 2016 een kandidaat bij de Koningin Elisabethwedstrijd. Hij had toen de vijfde prijs gewonnen. Ik wist dat vooraf niet; hij vertelde dat op de set.

Moest je voor de film goedkeuring of toestemming krijgen van de organisatie achter de Koningin Elisabethwedstrijd?

Ja, [producer] Bart Van Langendonck en ik hebben vergaderd met de directie van de Koningin Elisabethwedstrijd. We hebben het project uitgelegd en hen het scenario laten lezen. Ze hadden geen bezwaar; integendeel zelfs, ze waren heel blij en vonden het tof dat iemand de wedstrijd als achtergrond gebruikte om een verhaal te vertellen. Ze hebben ons heel erg gesteund en hebben ons alles getoond. In 2016, het jaar dat Alyosha Jurinic heeft gespeeld, hebben ze me op de Koningin Elisabethwedstrijd uitgenodigd; ik kon de concerten bijwonen en er met mensen praten. Dus ze hebben honderd procent meegewerkt.

En de locatie van de kapel die je hebt gebruikt, is dat ook de echte kapel?

Nee. Voor het verhaal had ik liever iets dreigends en intimiderend, met donkere gangen, waar je de wind door de gangen hoort waaien, met klapperende deuren en zo, en dat heeft de echte kapel niet. Dat is eigenlijk een zeer modern gebouw; de oorspronkelijke kapel is een zeer mooie art deco, en daar rondom staat nu een heel modern en prachtig gebouw met alle faciliteiten. Maar dat was niet geschikt voor mij; we maakten uiteindelijk geen documentaire, het is een speelfilm, hé.

Het personage van Jennifer, vertolkt door Taeke Nicolaï, speelt Rachmaninoff | Jo Voets

Daarstraks vertelde je dat Taeke Nicolaï vier maanden heeft geoefend op de movements als pianiste. Hoe heb je dat bij de montage allemaal in de juiste plooien gekregen?

Dat is een heel technisch werk. Ook tijdens de opnamen zelf, alles moest synchroon zijn. Bij de montage viel het nog mee, maar de muzikale afwerking nadien, het invullen van sommige instrumenten en zo, dat was een heel intense puzzel met een hoge moeilijkheidsgraad. Als ik de film nu zie, dan is het spel goed; het klinkt naar mijn gevoel ook heel goed. Maar er komt heel veel technisch werk bij kijken. Bij de final mix van de film komt alles samen—alle bewegingen, alle geluiden, tot de voetstappen en zo. Maar in het verhaal van het concerto is dat veel ingewikkelder, want je moet het bijvoorbeeld mengen met een stukje ademhaling dat er af en toe bijkomt, of een kleine beweging van Taeke. Dat was een moeilijk proces.

Taeke Nicolaï is een jong en aanstormend talent. In welke mate verschilt het voor jou als regisseur om op de set te werken met Taeke of met een geroutineerde vedette als Faye Dunaway in “Wait Until Spring, Bandini”?

Iemand als Faye Dunaway is natuurlijk een ster; op zo’n moment is er voor iedereen wel meer stress op de set, omdat een ster zich in principe anders gedraagt. Joe Mantegna [haar tegenspeler in de film] was toen ook een heel bekend acteur, maar hij gedroeg zich heel gewoon; dat was een heel toffe gast. Het heeft vooral te maken met de star level van iemand, maar ook de persoonlijkheid en hoe gemakkelijk die persoon is om mee te werken. Iemand die onbekend is, heeft niet al te veel kapsones, hoewel ik ook acteurs kan noemen die nog niet bekend waren en toch veel kapsones hadden. Maar voor mij maakt het in principe geen verschil uit; het is altijd afhankelijk van het karakter van de persoon waarmee je samenwerkt.

Eerbetoon aan Pete Postlethwaite: links, de poster van “Suite 16” (1994) van Dominique Deruddere; rechts, de boekcover van Postlethwaite’s autobiografie “A Spectacle of Dust” (20), afgewerkt net voor zijn dood in januari 2011

Pete Postlethwaite [1946-2011] is één van de beste acteurs die we ooit aan het werk hebben kunnen zien. Ik zal je daarom altijd dankbaar zijn dat je hem in “Suite 16” [1994] in een hoofdrol hebt laten schitteren.

Ja, Pete in een hoofdrol… Ik wil Steven Spielberg niet na-apen, maar hij zegt dat Pete de beste acteur ter wereld was. En dat is ook wel zo; hij was een geweldig acteur, een geweldige mens, een heel aangename man voor gans de ploeg. Ik had er een heel goed contact mee. Je kon er goed mee praten en ’s avonds een pintje drinken—en hij dronk er wel heel veel [lacht]. Ik ben héél blij dat ik met hem kunnen werken. Dat was een eer en een genoegen.

Tot slot, heb je misschien een favorite Hollywood story van iets dat je in Amerika is overkomen?

Iets dat mij is overkomen… [Denkt na.] Ja. Het gaat klinken als een grap, maar het is wel echt gebeurd. Op een dag gingen mijn vrouw en ik naar een grote meubelwinkel in Los Angeles, een winkel die daar heel bekend is. Ik was aan het kijken naar de meubels die er stonden, en stootte per toeval tegen iemand. Ik zei tegen die persoon, ‘Oh sorry. I didn’t see you.’ En dat was Stevie Wonder [lacht]. Hij was er met een bodyguard, maar we botsten echt tegen mekaar. Het klinkt als een grap, maar ik heb het echt meegemaakt [lacht].

Brussel
16 december 2022

“The Chapel” (2023, trailer)

FILMS

CRAZY LOVE (1987) DIR Dominique Deruddere PROD Alain Keytsman SCR Dominique Deruddere, Marc Didden (boeken van Charles Bukowski) CAM Willy Stassen ED Ludo Troch MUS Raymond van het Groenewoud CAST Josse De Pauw, Geert Hunaerts, Michael Pas, Gène Bervoets, Amid Chakir, Florence Béliard, Marcel Vanthilt

WAIT UNTIL SPRING, BANDINI (1989) DIR Dominique Deruddere PROD Fred Roos, Shay Cunliffe, Shay Cunliffe, Erwin Provoost SCR Dominique Deruddere (boek “Wait Until Spring, Bandini” [1938] van John Fante) CAM Jean-François Robin ED Ludo Troch MUS Angelo Badalamenti CAST Joe Mantegna, Ornella Muti, Faye Dunaway, Michael Bacall, Daniel Wilson, Alex Vincent, Burt Young, François Beukelaers, Josse De Pauw

SUITE 16 (1994) DIR Dominique Deruddere PROD Paul Breuls, Victoria Singleton SCR Charlie Higson, Lise Mayer CAM Jean-François Robin ED Kant Pan MUS Walter Hus CAST Pete Postlethwaite, Antonie Kamerling, Géraldine Pailhas, Tom Jansen, Bart Slegers, Viviane de Muynck, Dirk Roofthooft

HOMBRES COMPLICADOS (1998) DIR Dominique Deruddere PROD Dominique Deruddere, Loret Meus SCR Dominique Deruddere, Marc Didden CAM Willy Stassen ED Ludo Troch MUS Arno CAST Josse De Pauw, Dirk Roofthooft, Hilde Van Mieghem, Gène Bervoets, François Beukelaers, Jaco Van Dormael

IEDEREEN BEROEMD!, a.k.a. EVERYBODY’S FAMOUS! (2000) DIR – SCR Dominique Deruddere PROD Dominique Deruddere, Loret Meus CAM Willy Stassen ED Ludo Troch MUS Raymond van het Groenewoud CAST Josse De Pauw, Eva van der Gucht, Werner De Smedt, Thekla Reuten, Victor Löw, Gert Portael, Ianka Fleerackers, Marc Didden, Sien Eggers, Wim Opbrouck, Filip Peeters

POUR LE PLAISIR (2004) DIR Dominique Deruddere PROD Michelle de Broca SCR Guy Zilberstein CAM Jean-François Robin MUS Stephen Warbeck CAST Samuel Le Bihan, François Berléano, Nadia Farès, Olivier Gourmet, Lorànt Deutsch, Cécile Cassel, Harry Cleven, Anne Kessler, Stéphane De Grooft

DIE BLUTHOCHZEIT, a.k.a. THE WEDDING PARTY (2005) DIR Dominique Deruddere PROD Peter Bouckaert, Hilde Van Laere, Marc Conrad, Erwin Provoost, Norbert Preuss SCR Dominique Deruddere, Jean Van Hamme (comics van Jean Van Hamme, Hermann Huppen) CAM Danny Elsen ED Philippe Ravoet MUS Wolfram de Marco CAST Armin Rohde, Uwe Ochsenknecht, Imogen Kogge, Arne Lenk, Josef Heynert, Julia Schmidt, Nand Buyl, Dirk Roofthooft

FIRMIN (2007) DIR Dominique Deruddere PROD Dominique Deruddere, Chris van den Durpel, Peter Marx SCR Dominique Deruddere (verhaal van Frank Van Laecke) CAM Danny Elsen ED Philippe Ravoet MUS Raymond van het Groenewoud CAST Chris van den Durpel, Jan Decleir, Annick Christiaens, Said Assissi, Catherine Kools, Frank Focketyn, Peter Van den Begin, Ben Segers, Marc Van Eeghem, Bruno Vanden Broecke, Josse De Pauw, Titus De Voogdt, Johan Heldenbergh, Bob De Moor

FLYING HOME, a.k.a. RACING HEARTS (2014) DIR – SCR Dominique Deruddere PROD Dominique Deruddere, Ludo Poppe, Philipp G. Steffens CAM Frank van den Eeden ED Els Voorspoels MUS Wolfram de Marco CAST Jamie Dornan, Charlotte De Bruyne, Anthony Head, Numan Acar, Max Pirkis, Sharon Maughan, Ali Suliman, Jan Decleir, Gène Bervoets, Josse De Pauw, Viviane de Muynck, Nico Sturm

THE CHAPEL (2023) DIR – SCR Dominique Deruddere PROD Bart Van Langendonck CAM Sander Vandenbroucke ED Louis Deruddere MUS George Van Dam CAST Taeke Nicolaï, Renée Vanderjeugd, Ruth Becquart, Kevin Janssens, Anne Coesens, Abigail Abraham, Zachary Shadrin, Thomas Silberstein, Tine Reymer, Yumiko Funaya, Lidya Indzhova, Anton Kouzemin, Igor Jurinic, Yuika Hashimoto, Ina Geerts, Willy Thomas, Oscar Högström, George Van Dam, Josse De Pauw, Pierre Bokma