In de vroege ochtend van 22 juni 1969 overleed Judy Garland op 47-jarige leeftijd in de badkamer van haar huis in Londen, 4 Cardogan Lane, een kleine en zeer eenvoudige woning die ze toen ongeveer vier maanden had gehuurd. Het is moeilijk om zich voor te stellen dat dit de laatste woonst was van iemand die ooit één van de grootste sterren uit Hollywood was.
Dat is intussen vijftig jaar geleden en nu, na een halve eeuw, is er de film “Judy” over de voormalige Amerikaanse filmlegende die het scherm domineerde van eind jaren dertig tot begin jaren vijftig en die er nadien in slaagde twee keer een geslaagde comeback te maken, eerst met “A Star Is Born” (1954) en later met “Judgment at Nuremberg” (1961, beide films leverden haar Oscarnominaties op). Nu komt ze opnieuw tot leven in “Judy” van filmmaker Rupert Goold. Deze veelgeprezen Britse theaterregisseur (geb. 1972) die ook “True Story” (2015) maakte met Jonah Hill, James Franco en Felicity Jones, kwam op 12 oktober jl. naar het Film Fest Gent om er “Judy” voor te stellen aan het Belgische publiek.

De film neemt ons mee naar de winter van 1968 toen Judy Garland optrad de Londense nachtclub Talk of the Town. Met af en toe flashbacks om zowel haar ongelukkige jeugd te schetsen, alsook haar ongelooflijk charisma op het scherm tijdens haar hoogtijdagen als één van MGM’s populairste en meest rendabele leading ladies, legt de film—gebaseerd op toneelstuk “End of the Rainbow” van Peter Quilter, genomineerd voor een Tony Award—niet de nadruk op de glamoureuze showbizz icoon die zij ooit was. Tijdens haar laatste jaar was ze immers financieel aan de grond en werd ze door velen als een has-been diva beschouwd. Maar paradoxaal genoeg zorgt Renée Zellweger, Oscarwinnares voor haar rol in “Cold Mountain” (2003), voor een meesterlijke en ongeëvenaarde vertolking als Judy Garland die tijdens haar optredens in Londen meermaals op boegeroep werd onthaald en de pedalen verloor vanwege haar strijd met haar drank- en pillenverslaving.
Niet enkel de hairstyling, makeup en kostuumafdeling deden wonderen om ervoor te zorgen dat Zellwegers makeover vlekkeloos zou zijn, met haar vertolking zorgt ze voor een feilloos all-singing en all-dancing portret van Judy Garland waardoor zij over enkele maanden, wanneer de internationale filmprijzen worden uitgereikt, een onbetwiste koploper wordt. Vooraf leek het misschien ondenkbaar om haar voor te stellen als een perfecte Judy Garland, maar nu is het haast ondenkbaar dat een andere actrice het beter had kunnen doen. Bovendien schetst de film een ontroerend en aangrijpend beeld van de vrouw die niet langer in staat is om haar fans te laten dagdromen van de yellow brick road en het betoverende en magische land van Oz dat gelegen is somewhere over the rainbow.
Het interview dat ik tijdens het Film Fest Gent had met regisseur Rupert Goold wordt gepubliceerd wanneer “Judy” in januari wordt uitgebracht in België. Tijdens ons gesprek spraken we ook kort over de Britse filmregisseur Ronald Neame (1911-2010) die ik in 2003 bij hem thuis in Los Angeles had ontmoet; hij had Judy Garland geregisseerd in haar laatste film “I Could Go On Singing” (1963) en tijdens het interview praatte hij uitgebreid en met tranen in de ogen over zijn samenwerking met haar.
“Judy Garland was toen nog steeds een vedette, maar werken met haar was lang niet eenvoudig: we hadden een liefde-haat verhouding. Eerst dacht ik, ‘Wat een buitenkans, een film maken met Judy Garland!’ Ik had wel de vele verhalen gehoord, over de problemen die ze op de set kon veroorzaken, en hoe ze haar regisseurs kon uitspuwen—behalve Vincente Minnelli–maar ik liet me niet van mijn stuk brengen. Ik dacht dat het misschien wel kon lukken als ik m’n Britse charme zou bovenhalen. Wel, tijdens de voorbereidingen was zij één en al charme, het kostte helemaal geen moeite. Maar dan begonnen de problemen. Wanneer ze vriendelijk was tegenover mij, noemde ze me Pussycat—we’re all right, Pussycat, aren’t we?—maar wanneer het niet naar haar zin was, zei ze altijd, ‘Get that Goddamn British Henry Hathaway off the set!’ Henry Hathaway was een Amerikaanse regisseur die bekend stond als een bullebak, en daarom had hij een vreselijke reputatie. Maar ze was onvoorspelbaar, je kon gemakkelijk vier of vijf dagen hebben dat alles vlekkeloos verliep… Gelukkig was er [tegenspeler] Dirk Bogarde, ze kon heel goed met hem overweg en hij was voor mij dan ook onmisbaar. Gans de opnametijd van “I Could Go On Singing” probeerde ze me als regisseur te laten vervangen, op een dag liep ze gewoon van de set en zei ze dat de film haar kon gestolen worden. De producer vroeg me toen, ‘Ronnie, wat ga je nu doen? Ze wil dat jij opstapt.’ Ik antwoordde, ‘Ik ben bereid om meteen op te stappen, maar ik vrees dat het probleem dan niet is opgelost. Hoe moeilijk we het nu ook hebben, als jij mij steunt, wil ik doorgaan tot het bittere einde.’ Die dag, dat was een donderdag, stuurden we een telegram naar haar agent en zeiden we dat we de opnamen opschortten tot de daaropvolgende maandag waar ze in het London Palladium haar laatste song moest doen, en indien ze niet kwam opdagen, betekende het meteen ook het einde van de film en zou ze voor het gerecht gedaagd worden. Het was een enorme gok. Die maandag waren we in het Palladium met duizend figuranten in de zaal en tegen tien uur ‘s morgens begonnen we met de opnamen, enkel met de camera’s gericht op het publiek. Ik speelde Judy, deed al de bewegingen en zo, om de gepaste reacties van het publiek te krijgen. Rond half twaalf konden we dat afronden. Een half uur later kwam Judy opdagen, geïrriteerd zoals zo vaak, maar uiteindelijk toch handelbaar en vlot genoeg om mee te werken. Tegen zes uur ‘s avonds was het nummer volledig opgenomen.”

“De laatste scène van de film die we opnamen, was er één van pakweg zes minuten wanneer Dirk Bogarde haar uit het hospitaal komt ophalen. Het was een zeer intieme scène, en naarmate we opschoten, werd het duidelijk dat er iets magisch gebeurde. Ze speelde haar personage niet meer, ze was gewoon zichzelf, zó doorleefd, en ze paste haar dialoog spontaan aan. Terwijl ze improviseerde, deed ik teken aan de cameraman om in te zoomen, want ik wist dat dit een one-time thing was. En Dirk Bogarde besefte ook wat er gebeurde, hij voelde aan dat ze de scène naar een hoogtepunt bracht, hij speelde er perfect op in. Dat was haar kracht en dat maakte haar uniek, maar anderzijds heb je er geen idee van hoe ze me door de hel heeft gejaagd. Nu nog zegt mijn vrouw wel eens, ‘Hoe kan je haar bewonderen na alles wat ze je heeft aangedaan?’ Maar Judy was gewoon een buitengewone actrice. De laatste dag van de opnamen moesten we in de Shepperton studio’s nog enkel een paar close-ups van haar maken en moest ze nog enkele zinnen zeggen, meer niet. Ze speelde het meteen klaar en na afloop zei ik, ‘That’s it, Judy darling, that’s really it.’ Ze keek me aan, keek eens rond naar de crew en dan terug naar mij en ze zei, ‘You’ll miss me when I’m gone.’ En ze draaide zich om en ze was weg. En ze had gelijk, we hebben haar heel erg gemist. Ik heb geprobeerd om het allemaal zo goed mogelijk neer te schrijven in m’n autobiografie [“Straight from the Horse’s Mouth,” 2003], maar ik geloof nooit dat je zo’n intense ervaring met al die hoogtes en laagtes gemakkelijk op papier kan zetten en het even intens kan laten overkomen. Wat de film zelf betreft, die was destijds niet echt een groot succes, maar hij is nadien wel uitgegroeid tot een cultfilm omdat het haar laatste film was.”
“Judy” (2019, trailer)
JUDY (2019) DIR Rupert Goold PROD David Livingstone SCR Tom Edge (play “End of the Rainbow” by Peter Quilter) CAM Ole Bratt Birkeland ED Melanie Oliver MUS Gabriel Yared CAST Renée Zellweger (Judy Garland), Jesse Buckley (Rosalyn Wilder), Finn Wittrock (Mickey Deans), Rufus Sewell (Sidney Luft), Darci Shaw (Young Judy Garland), Fenella Woolgar (Margaret Hamilton), Richard Cordery (Louis B. Mayer), Gemma-Leah Deveraux (Liza Minnelli)